Op 1 juli 2008 is de Wet vervroegde invrijheidstelling vervangen door de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling. In Nederland is het gebruikelijk dat een verdachte die is veroordeeld tot een lange gevangenisstraf niet die hele straf achter de tralies hoeft uit te zitten. Tot nu toe was dat geregeld in de Wet vervroegde invrijheidstelling. Kort gezegd kwam de oude regeling erop neer dat een veroordeelde vrij kwam nadat hij twee derde van zijn straf had uitgezeten.
Met de nieuwe wet blijft het zo dat een veroordeelde vroeger op vrije voeten komt, maar voortaan gelden er vanaf dat moment voorwaarden waaraan de veroordeelde zich moet houden. Voldoet de veroordeelde niet aan die voorwaarden, dan kan hij of zij weer vast worden gezet. Deze wet geldt niet voor minderjarigen.
Anders dan voorheen is het voortaan dus niet meer zo dat een veroordeelde automatisch op vrije voeten komt als hij een bepaald deel van zijn straf heeft uitgezeten. Voortaan gelden er voorwaarden waaraan hij zich moet houden gedurende een proeftijd. Er is een algemene voorwaarde en er zijn bijzondere voorwaarden;
Algemene voorwaarde
De veroordeelde mag geen strafbare feiten plegen in de periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Die periode wordt ook wel proeftijd genoemd. De proeftijd is in principe zo lang als het restant van zijn straf, maar duurt minstens een jaar.
Gaat de verdachte in die periode over de schreef, dan moet hij het restant van zijn straf alsnog uitzitten.
Bijzondere voorwaarden
Voor de veroordeelde die eerder vrij komt, kunnen ook bijzondere voorwaarden gelden. Voorbeelden van bijzondere voorwaarden zijn:
• de veroordeelde moet een opleiding volgen;
• de veroordeelde moet hulpverlening accepteren, bijvoorbeeld voor een verslaving;
• de veroordeelde krijgt een meldingsplicht;
• de veroordeelde krijgt een straat- of contactverbod;
• de veroordeelde mag geen drugs of alcohol gebruiken.
Zulke bijzondere voorwaarden gelden hooguit even lang als het restant van de straf.
Wanneer geldt de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling?
• De Wet voorwaardelijke invrijheidstelling geldt voor onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van meer dan één jaar.
• De rechter kan een verdachte ook veroordelen tot een gevangenisstraf die voor een deel voorwaardelijk is. Dat wil zeggen dat
de verdachte dat voorwaardelijke deel niet hoeft uit te zitten, maar uitsluitend als hij gedurende een bepaalde periode –
meestal twee jaar – niet opnieuw een strafbaar feit pleegt.
• De wet voorwaardelijke invrijheidstelling geldt niet voor gevangenisstraffen die voor een deel voorwaardelijk zijn.
• De wet voorwaardelijke invrijheidstelling geldt ook niet voor gevangenisstraffen tot en met een jaar. De veroordeelde moet
in dat geval zijn straf helemaal uitzitten.
Wanneer komen veroordeelden voortaan vrij?
Wie is veroordeeld tot een gevangenisstraf van meer dan een jaar en ten hoogste twee jaar, komt voorwaardelijk vrij na één jaar, plus een derde van de rest van de straf.
• Bijvoorbeeld: iemand die is veroordeeld tot achttien maanden cel, komt vrij na veertien maanden (twaalf maanden plus
twee maanden).
• Iemand die is veroordeeld tot meer dan twee jaar gevangenisstraf, komt voorwaardelijk vrij na twee derde van de straftijd.
• Bijvoorbeeld: iemand met zes jaar gevangenisstraf komt vrij na vier jaar.
Als iemand is veroordeeld tot meerdere gevangenisstraffen, moet hij deze als het even kan aaneensluitend uitzitten. Om te bepalen wanneer iemand op vrije voeten komt, worden deze straffen bij elkaar opgeteld. Ook hier geldt weer: het gaat alleen om onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.